Het regenpak
OOKikKOOK in Frankrijk, maart 2020,
Ons huisje in Jaufrenie ligt aan één van pelgrimsroutes naar Santiago de Compostella. Regelmatig zien wij wandelaars met volgepakte rugzakken en ook fietsers beladen met fietstassen voorbijkomen die, via deze camino, op weg zijn naar Santiago in Spanje. Ik heb deze dappere reizigers altijd bewonderd en uiteindelijk heb ook ik de moed bij elkaar geraapt en het besluit genomen om op de fiets de St.Jacobsroute te gaan volgen. Dat, vooral om geen spijt te krijgen van de dingen die ik in mijn leven ‘niet’ gedaan zou hebben. In de zomer van

2011 heb ik toen de eerste etappe van de pelgrimsroute afgelegd en ben van Nederland naar Jaufrenie gereden. In de twee, daarop volgende jaren, heb ik de rest van de pelgrimstocht uitgereden en ben uiteindelijk naar een inspannende, maar prachtige, tocht van totaal 2400 kilometer in Santiago de Compostella aangekomen. In de voorbereiding voor deze fietstocht was ik lid geworden van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob en kon zo gebruik maken van de informatie over complete routeomschrijvingen, stadsplattegronden, overnachtingsplaatsen, toeristenbureaus, campings, gîtes en hotels. Heel veel pelgrimgangers maken gebruik van deze informatie en zo kom je onderweg regelmatig medereizigers tegen en juist deze ontmoetingen maakten de reis heel bijzonder.

Zo kwam in juni 2012 Jos, een voormalige buurman van ons uit Westervoort, bij ons in Jaufrenie aan. Zijn plan was om in een ruk vanuit Nederland naar Santiago de Compostella te fietsen en hij bleef een paar dagen bij ons om even lekker uit te rusten en bij te tanken. Daarna zouden wij samen naar de Spaanse grens fietsen en vandaar zou Jos dan verder alleen door gaan naar Santiago. We zijn samen op weg gegaan en het was een mooie route.
We kwamen bij: Aubeterre waar we de Église Monolithe St.Jean bezochten, langs de wijngaarden van St.Emilion, door de uitgestrekte bossen van Les Landes, voorbij Dax, waar het landschap heuvelachtiger werd, in het Frans-Baskisch plaatsje St.Palais, waar we in een franciscanenklooster overnachtten en uiteindelijk kwamen we bij St.Jean-Pied-de-Port aan de voet van de Pyreneeën. Vandaar naar het Spaanse grensplaatsje Arnéguy waar onze wegen zich scheidden en ik terug ben gegaan omdat ik de camino door Spanje het jaar daarop af wilde maken.

Onderweg kwamen we ook andere pelgrimgangers tegen, zo ook de drie gepensioneerde, fietsende broers uit Nederland. De twee oudste waren doorgewinterde fietsers, maar de jongste broer ‘Bert’ was niet zo geoefend, had niet zo’n goede conditie en moeite om het tempo van zijn oudere broers bij te houden. Jos en ik haalden Bert in en zijn een tijdje met hem mee gefietst, totdat hij zich weer bij zijn broers kon aansluiten, die verderop op hem wachtten. We hebben nog uitgebreid met Bert en zijn broers Peter en Joost gesproken en ze vertelden ons dat ze uit Brabant kwamen en dat Bert, de jongste, dat jaar met pensioen was gegaan en dat ze daarom samen de reis naar Santiago hadden ondernomen. Na deze kennismaking, zijn Jos en ik weer verder gegaan. De volgende dag, toen wij langs de weg aan het lunchen waren, kwamen de Brabantse broers er weer aan. De twee oudste voorop en even later kwam Bert er puffend achteraan. We hebben Bert nogmaals flink aangemoedigd, zijn toen verder gefietst en hebben ze verder niet meer gezien. Uiteindelijk zijn Jos en ik bij de Spaanse grens aangekomen, waar ik van Jos afscheid genomen heb. Het was een hele mooie, prettige en ‘smakelijke’ tocht geweest, mede door de combinatie van het prachtige Franse landschap, de nauwkeurige navigatiekennis van Jos en de culinaire kookkunsten van mij.

Ik ben daar omgekeerd en heb zo’n 100 kilometer teruggefietst tot voorbij St.Palais waar Paula mij de volgende dag met de auto zou komen oppikken. Op de terugweg kwam ik de Brabantse broers weer tegen, nu eerst de twee oudste en een paar kilometer verderop kwam Bert, die dapper aan het voortploeteren was. Die avond had ik onderdak gevonden in een klein dorpje, waar een oud dorpsschooltje als hostal speciaal voor de Santiago-gangers was ingericht, ik was die nacht de enige gast. De beheerder van de hostal was een oud Frans mannetje, die Michael heette en een paar huizen verderop in de straat woonde. Hij had me in het hostal binnengelaten en later toen ik aan het eten was, kwam hij nog even langs om de kosten (€ 6,-) voor de overnachting af te rekenen en daarna hebben we samen nog een glaasje wijn gedronken. Hij vertelde dat er de vorige dag ook drie Nederlanders overnacht hadden. Waarop ik hem, op mijn beste Frans, vertelde dat ik ze onderweg ontmoet had en dat het drie broers waren. Michael vertelde dat een van de mannen zijn regenpak had laten liggen en vroeg mij, omdat ik ze kende, of ik het pak wilde meenemen naar Nederland en het dan weer bij de eigenaar wilde terugbrengen. Ik zei hem dat, dat wel moeilijk was, omdat ik verder geen gegevens had van de drie broers, maar hij stond erop dat ik het pak zou meenemen. Daarna nam hij afscheid en heb ik hem verder niet meer gezien. Daar zat ik met een best wel zwaar regenpak en bovendien zonder verdere gegevens. ’s Avonds heb ik nog wat in het gastenboek geschreven en zag dat de broers ook een berichtje hadden achter gelaten met hun achternaam en de plaats waar ze vandaan kwamen. Ik heb dit genoteerd en de volgende dag het regenpak met de gegevens, meegenomen.

Een paar weken later toen ik in Nederland terug was, ben ik met de familie- en plaatsnaam van de drie broers, via het internet en het telefoonboek, op zoek gegaan naar de eigenaar van het regenpak. Na heel wat heen en weer gebeld te hebben wist een mevrouw, uit de desbetreffende plaats, dat een oude neef van haar man vaker op fietsvakanties ging. Ze zou gaan informeren en mij terugbellen als ze meer wist. Twee dagen later kreeg ik een telefoontje met het nummer van die bewuste neef en toen ik hem belde en uitlegde waarom ik contact zocht, werd ik meteen herkend. Het was Peter de oudste van de drie broers en we hebben zeker wel een half uur aan de telefoon over de prachtige tocht naar Santiago gehad, die hij met zijn broers had volbracht. Ook vertelde hij dat het regenpak van Bert was en omdat hij het moeilijk had met het fietsen en veel te veel bagage bij zich had, had hij, voordat het klimwerk in de Pyreneeën zou beginnen, het zware en onhandige pak expres achtergelaten. Peter vertelde dat Bert met zijn vriendin in Cuijk woonde en heeft mij toen ook het telefoonnummer gegeven.

Met deze laatste gegevens heb ik Bert gebeld en hem het hele verhaal verteld en zijn eerste hilarische reactie was: ”Ik kom ook nooit van dat regenpak af”. Ik bood hem toch aan dat Jos en ik, op de fiets, het regenpak wilden komen terugbrengen. Hij vond dat een ontzettend leuk idee en we hebben gelijk een afspraak gemaakt. Bert nodigde ons toen meteen uit om op die dag bij hem en zijn vriendin uitgebreid te komen lunchen. Op de afgesproken dag zijn Jos en ik samen op de fiets gestapt en nu om naar Cuijk te gaan en het regenpak bij Bert terug te brengen. We werden heel gastvrij op z’n Brabants, met een heerlijke uitgebreide lunch onthaald en hebben gezellig gesproken over de St. Jacobs fietsroute, de verschillende mensen en regenpakken, die je dan tegenkomt. Na de lunch hebben we hartelijk afscheid genomen en zijn we weer naar huis gefietst. Het was voor Jos en mij een leuke afsluiting van onze gezamenlijke fietstocht door ‘La Douce France’. En Bert … die moest iets anders gaan bedenken om van zijn regenpak af te komen.
Met de groeten van P+P
