Haren en zeisen
OOKikKOOK in Frankrijk, oktober 2019,
In een van mijn vorige blogs heb ik het gehad over het bevorderen van de biodiversiteit in onze tuin van Jaufrenie. Wij zijn hier gefaseerd gaan maaien en in een gedeelte van de tuin hebben wij ook de wilde planten en bloemen meer ruimte gegeven om uit te groeien. We hebben op die plek ook

diverse soorten bij gezaaid, zoals margrieten, rammenas, duizendblad, mosterd, deder, facelia enz. Maar één of twee keer per jaar zullen deze veldbloemen percelen gemaaid moeten worden en dus ben ik gaan uitzoeken hoe we dat het beste konden gaan doen. Ik heb gelezen, dat uit onderzoek is gebleken, dat door machinaal maaien met een cirkelmaaier, waar de meeste machines voor particulier gebruik mee zijn uitgerust, zo’n 40 tot 50% van de insecten dit niet overleeft. Ik maai zelf ook met zo’n cirkelmaaier en zal deze ook voor het grootste gedeelte van de tuin moeten blijven gebruiken, want zonder machine gaat het gewoon niet, maar het bracht me toch wel aan het denken.
In Nederland ben ik lid van de knotploegafdeling van de ‘Stichting Lingewaard Natuurlijk’ en in de wintermaanden knotten en onderhouden wij de wilgen in en rondom onze woonplaats. Via deze stichting kreeg ik de kans om een ‘haar en zeiscursus’ te gaan volgen bij de Stichting Landschapsbeheer Gelderland. Deze kans heb ik met beide handen aangepakt, want als je met een zeis kunt maaien, dan is dat ‘de ideale oplossing’ om een uitgebloeid veldbloemen perceel te maaien. Want met de zeis zie je ‘waar’ en ‘wat’ je wilt maaien, zonder schade aan te brengen aan de aanwezige insecten, bovendien zonder machinegeluid waardoor je het voordeel hebt dat je bijvoorbeeld tussendoor naar de vogels kunt luisteren of zelfs met iemand anders een gesprek kunt voeren.
Tijdens deze ‘haar en zeiscursus’ heb ik de beginselen van het maaien met een zeis geleerd en ook het onderhouden en slijpen van de zeis. Dit slijpen heeft een bijzondere naam, het wordt namelijk ‘haren’ genoemd, het ‘haar’- scherp maken van de zeis, want de zeis werkt het beste als deze vlijmscherp is.
Meestal wordt de meest verkrijgbare Nederlandse zeis, die met een zware metalen steel, met een strekel gescherpt. De strekel is een lat van ca. 40 cm lang, 4 cm breed en 0,5 cm dik. De ene helft van de lengte is handvat, de andere helft is aan twee kanten voorzien van een laag slijpmateriaal van ca. 3 mm dik. De strekel is zo lang, zodat je met je vingers, tijdens het wetten, op afstand blijft van de vlijmscherpe rand. Om de zeis te wetten maak je, vanuit de pols, lange zwaaiende bewegingen vanaf de breedste kant naar de punt van het zeis blad. In plaats van de strekel kun je ook een wetsteen gebruiken, maar omdat de wetsteen veel korter is, moet je nog beter oppassen dat je je niet snijdt. Dus als tijdens het werk de zeis een beetje bot wordt, omdat de snijkant afslijt,zal het blad tussendoor regelmatig gewet moeten worden met de strekel of de wetsteen. Maar het beste resultaat, om de zeis scherp te krijgen, wordt bereikt door de zeis te ‘haren’.
Dit ‘haren van de zeis’ kan alleen bij ongeharde maaibladen van hoge kwaliteit ijzer. Deze worden nog in Oost-Europa en Oostenrijk gemaakt en ook gebruikt, omdat ze daar op de steile bergweide niet machinaal kunnen maaien. Het haren gaat als volgt: het snijvlak van zo’n ongehard blad wordt langs de rand naar buiten gedreven met een haarhamer op een haarijzer zodat een dunne rand ontstaat die vlijmscherp is. Een haarijzer is een klein aambeeld, ca. 5x5x2 cm, op een lange puntige staaf die je in de grond slaat of op een speciaal haarbokje vast zet. Een haarhamer heeft een gebogen, plat aflopende achterkant waarmee je op de snijrand van de zeis slaat (haart). Dus eerst moet je de snijkant met de haarhamer op het haarijzer haren tot je een snijrand van ca. 5mm breed hebt en die dan zo dun is als een scheermes. Als die snijrand heel dun is, hoef je maar heel weinig materiaal weg te slijpen met de strekel of de wetsteen om hem vlijmscherp te maken en te houden.

Hoewel dit erg eenvoudig lijkt, is er voor deze bewerking een behoorlijke vakkennis nodig.
Vroeger was er dikwijls op grote velden, die met de zeis gemaaid werden, één vakkundig persoon aanwezig wiens taak het was constant te ‘haren’ en kon je, bij deze velden de hele dag, het aanhoudend geklop van het haren horen.
Na de cursus kon ik bij het Landschapsbeheer Gelderland een, op mijn lengte afgestelde zeis en een haar-set in bruikleen krijgen. Met deze zeis onderhoud ik in Nederland voor de St. Lingewaard Natuurlijk het gras onder de boomgaard van de schoolmoestuintjes en tussendoor neem ik hem mee naar Frankrijk waar een zeis ‘faux’ heet. Daarmee maai ik met veel plezier regelmatig stukken terrein en langzamerhand begin ik steeds meer handigheid

te krijgen met het zeisen en ook met het haren. Alleen wil Paula niet meer dat ik in ons appartement in Nederland de zeis ga haren, want door het ritmische getik van de haarhamer op het metalen aambeeldje werd zij en ook de buren helemaal gek. Dat doe ik nu maar in Jaufrenie en de enige respons wat ik daar te horen kreeg was het kloppende geluid van een bonte specht die, in de bomen bij ons in de tuin, een partijtje begon mee te drummen. Nog even blijven oefenen en wie weet kunnen we misschien eerdaags, ten behoeve van de biodiversiteit, een ‘haar en zeis’- of wellicht een ‘percussie’ workshop gaan geven.
Met de groeten uit Jaufrenie, P+P
